Teelt
van paddenstoelen
In de vrije natuur vind je, met name in de
herfst, paddenstoelen in allerlei vormen en
kleuren. Vaak zie je ze tussen de bladeren op
de grond, aan een afgebroken tak of op de knoest
van een omgewaaide boom. Dat is niet toevallig,
paddenstoelen leven van de resten van andere
planten. De paddenstoelen die je kunt zien zijn
de vruchten van een netwerk van
schimmeldraden onder de grond die de hele zomer
druk bezig zijn geweest al het afval van de
natuur te verteren. Als de dagen korter worden
en het weer kouder (dus in
de herfst) gaat de zwamvlok over tot het maken
van paddenstoelen. Onder de hoed van de meeste
paddenstoelen kun je de sporen vinden van
waaruit de volgende zomer weer opnieuw een heel
netwerk van schimmeldraden (hyfen) kan groeien. In onze kwekerij
bootsen we deze cyclus na.
Net als
in de natuur moet worden gezorgd voor een goede
voedingsbodem van waaruit de champignonschimmel de
voedingsstoffen kan opnemen om uiteindelijk smakelijke
paddenstoelen te kunnen produceren. De champignonschimmel
leeft van dood plantaardig materiaal, hiervoor gebruiken
we voornamelijk tarwestro. Gemengd met een stikstofbron en kalk voor het
stabiliseren van de zuurgraad wordt de stro op een dijk
gezet om te composteren. Hierbij kunnen onder de
juiste omstandigheden temperaturen ontstaan van 80
0C. Het stro wordt door dit proces zachter en
daardoor gemakkelijker te verteren voor de
champignonschimmel. Het voor-gebroeide mengsel wordt vervolgens in een
afgesloten ruimte, onder gecontroleerde omstandigheden,
gepasteuriseerd. Dit is nodig om er zeker van te zijn
dat de voedingsbodem geen andere schimmels of
ziektekiemen bevat. Vervolgens wordt er geënt. Dat wil zeggen dat ons
‘zaaigoed’ door de voedingsbodem wordt gemengd. In de
praktijk gebruiken wij hier gesteriliseerd graan voor
dat in speciaal daarvoor ingerichte laboratoria is
doorgroeid met de champignonschimmel van het juiste soort.
Vanuit die graankorrels gaan de schimmeldraden groeien
in het substraat totdat die helemaal is doorgroeid met
schimmeldraden van de champignon. We spreken dan van
doorgroeide compost.
De doorgroeide compost wordt vervolgens overgebracht naar
de kwekerij. Tijdens het vullen van de bakken waarin de
champignons worden geteeld, wordt een laagje dekaarde
op de doorgroeide compost gelegd. Dekaarde is een
mengsel van veensoorten die in staat zijn om veel water
vast te houden. Dit is van belang voor de groei en de
kwaliteit van de champignons. Gedurende de eerste twee weken in de kwekerij wordt, bij
een hoge luchtvochtigheid en een temperatuur van
ongeveer 25 0C, het doorgroeiproces
voortgezet. Ook de eerst nog zwarte dekaarde wordt
langzaam bedekt met pluizige schimmeldraden. Wanneer de
oppervlakte voldoende is doorgroeid, gaat de teelt de
volgende fase in. Om te
zorgen dat de pluizige schimmeldraden paddenstoelen gaat
vormen, bootsen we in de kwekerij de
klimaatomstandigheden van een milde herfst na. De
luchttemperatuur in de teeltruimte wordt verlaagd,
waarmee de schimmel het signaal krijgt dat hij moet
zorgen voor nieuwe sporen die de naderende winter
kunnen overleven. De pluizige schimmeldraden trekken
samen en vormen al binnen een paar dagen hele kleine
knopjes. Vanuit
deze knopjes vormen zich de champignons. De groei gaat
nu erg snel. Ze schieten letterlijk als paddenstoelen
uit de grond. Wanneer een champignon de juiste grootte
heeft wordt hij met de hand geoogst. Gedurende de eerste
oogstweek worden elke dag de champignons, die groot
genoeg zijn, geoogst. Na een paar dagen rust kan de
tweede oogstweek beginnen.
Wanneer
de tweede oogstweek is afgelopen wordt de teeltruimte
een aantal uren op een temperatuur van 70 0C
gebracht. Daarna wordt de gebruikte voedingsbodem
verwijderd uit de teeltruimte. Door het toepassen van
deze thermische ontsmetting weten we zeker dat de
volgende teelt, die in diezelfde ruimte wordt gevuld, geen
last zal hebben van eventuele infecties uit de
voorgaande teelt. Nu de ruimte weer leeg is, kan de volgende teelt beginnen. |